Al sinds haar academietijd maakt Rosemin Hendriks (Doesburg, 1968) zelfportretten. Het zijn tot de verbeelding sprekende studies van het menselijk gelaat en de bijbehorende expressie. Zelfportretten vertegenwoordigen een klassiek thema in de kunstgeschiedenis. De zelfbeeltenis staat gewoonlijk voor introspectie, ijdelheid en zelfs narcisme. Kunstenaars nemen een bestudeerde pose aan naar de buitenwereld.
Zo niet Rosemin Hendriks. Haar zelfportretten zijn geen zelfonderzoek en geen dragers van psychische boodschappen. Zij werkt met haar eigen vertrouwde beeltenis als studiemateriaal, voor haar een onuitputtelijk thema. Zij registreert zichzelf nauwkeurig aan de hand van spiegels en foto’s.
Op basis van langjarige oefening van haar eigen gelaatstrekken verbeeldt zij de menselijke identiteit op onnavolgbare wijze. Gevoelens en stemmingen zijn moeilijk peilbaar. De blik is veelal onbewogen, peinzend en verzonken. In diverse portretten zit een surreële twist, waardoor het accent op details van het gezicht komt te liggen. Terwijl de contouren met krachtige lijnen trefzeker zijn neergezet, speelt zich in de iris van de ogen, de wenkbrauwen en de lippen een onvermoed kijkspel af.