‘Alles wordt anders’: eten ⎼ geen vlees meer en het liefst vegan; reizen ⎼ nooit meer met het vliegtuig; praten ⎼ gangbare aanduidingen worden nu als pijnlijk ervaren (Gouden Eeuw; moorkop); denken – niet iedereen past in het hokje van óf man, óf vrouw. Maken we een paradigmawisseling mee? Of beleven we het zo intens omdat we er zelf middenin zitten?
De veranderlijkheid en beweeglijkheid nemen we waar als onderstroom in onze samenleving. Het roept een gevoel van onbestemdheid op. Ook leidt het tot polarisatie en dat niet alleen op politiek niveau, maar ook in onszelf. Schaamte over wat eerder vanzelfsprekend was maar nu echt niet meer kán en weerstand tegen het feit dat alles anders moet, eisen beide hun plaats op.
Hoe speelt de Godsvraag in dit alles? Wanneer je ‘God’ beschouwt als omvormende factor in de ervaring van mensen, en je neemt de seizoenen als lens op het goddelijke, dan kom je uit bij een cyclisch denken over de Eeuwige. Tegelijkertijd is er een dynamische kracht aan het werk in het telkens nieuwe en in de belofte van groei.
We zoeken in deze jaargang naar eenvoud. In het voetspoor van Titus Brandsma: we richten ons op wat zich in het leven van alledag aandient. En realiseren ons dat nieuwe tijden om nieuwe vormen van spiritualiteit vragen.
nr. 1: Verlangen
nr. 2: Uitbundigheid
nr. 3: Melancholie
nr. 4: Verinnerlijking